Het gebruiken van voorwerpen als gereedschap is geen unicum in de dierenwereld. Dat sommige vissen voorwerpen gebruiken voor bepaalde doeleinden, is misschien iets verrassender. Vissen bezitten immers geen ledematen en het
hanteren van gereedschap onder water is complexer dan
in de lucht. Waarschijnlijk om die reden gebruiken vissen meer cognitieve vaardigheden dan landdieren bij het gebruik van voorwerpen.
In 1958 werd voor het eerst gedocumenteerd dat een vis gereedschap gebruikte. De onderzoeker zag dat de zogenaamde kwiekwies (
Hoplosternum thoracatum) de eieren vastmaakte aan een blad en dit blad vervolgens met grote zorgvuldigheid in de mond naar een veilige plek bracht op het moment dat er
gevaar dreigde.
Later zag men dat Cichliden (
Cichlidae) verschillende bladeren inspecteerden en afkeurden, voordat ze een geschikt blad kozen om hun eieren op te leggen. Bij dreigend gevaar tilden ze het blad op en
vervoerden het naar
een veilige plek.
Het gebruik van gereedschap om een prooi te vangen komt ook voor. Bij twee lipvissoorten (
Cheilinus trilobatus en
Coris angulate) is aangetoond dat ze stenen gebruiken om zee-egels open te slaan. Ze keren daarvoor ook herhaaldelijk terug naar dezelfde steen om die
nog eens te gebruiken.
Dankzij observatie van blauwe trekkervissen (
Balistes fuscus) weten we dat deze vissen water naar zee-egels toeblazen die zichzelf vasthouden aan rotsen. Door de waterstroom komen de egels los, waarna de lipvissen deze in de minder stekelige onderkant bijten.
In 1995 is voor het eerst het kapotslaan van mantels op rotsen door de lipvis (
Halichoeres garnoti) beschreven als ‘
het gebruik van gereedschap’. Dit is later ook geobserveerd bij de lipvissen (
Choerodon schoenleinii,
Thalassoma hardwicke en
Choerodon Anchorago).