Ruimtelijke oriëntatie bij vissen

Mogelijk moeten we hier nog een inleiding plaatsen? 
Vissen hebben een groot leefgebied nodig om te overleven en zijn in deze omgeving in staat zich foutloos te oriënteren. 

Vissen leren van andere vissen de routes naar voeder-, rust- of paaiplekken. Als voorbeeld, volwassen roodbekjes (Haemulon flavolineatum), zoutwatervissen die voorkomen in een subtropisch klimaat, leggen telkens dezelfde route af naar een foerageerplek terwijl de jonge roodbekjes hen volgen. Na twee dagen hebben zij de ouders niet meer nodig; de jonge vissen vinden dan zelfstandig het traject naar de voederplek. 

Dit toont aan dat deze vissen in relatief korte tijd een route leren en onthouden.
Grondels (Bathygobius soporator) hebben een speciaal richtingsgevoel dat hen helpt te ontsnappen aan het gevaar van roofdieren. 

Hoe ziet dat eruit? 
Grondels leven in de wateren van intergetijdengebieden (het gebied dat onder water staat bij vloed en boven water komt bij eb). Wanneer het eb wordt zijn ze opgesloten in de wateren tussen de rotsen, waardoor ze een gemakkelijke prooi vormen voor roofdieren. Bij gevaar zijn ze in staat te springen over een rots om bij een ander water te komen zonder te zien waar ze terechtkomen. 

Hoe doen ze dat? 
Door tijdens vloed een soort inprenting of mentale kaart van het onder water gelopen rotsgebied te maken. Op het moment dat roofdieren grondels bedreigen, leggen ze met behulp van deze mentale kaart -al springend- precies de juiste hoogte en afstand af om te ontsnappen aan het gevaar.
Het oriëntatievermogen van vissen is indrukwekkend en raadselachtig tegelijk. Want hoe zijn (rivier)vissen in staat om in een steeds veranderende aquatische leefomgeving (migratie)routes te onthouden? In het water hebben ze weinig vaste oriëntatiepunten en de sterkte van de waterstroming, de helderheid en hoogtestand van het water fluctueert continu. Bestaande oriëntatiepunten kunnen plotseling van plaats veranderen. 

Wat is hun geheim?
Met een mentale kaart die vissen van hun leefomgeving maken, door al hun zintuigen in te zetten en constant kleine hoeveelheden informatie op te slaan, onthouden vissen hun routes. Zoals de grondel een mentale kaart maakt van een rotsgebied, gebruiken vissen die migreren (glasaal, stekelbaars, rivierprik en de zalm) hun speciaal samengestelde oriëntatievermogen om in paaigebieden te komen, soms wel duizenden kilometers verderop. De glasaal is bijvoorbeeld voor de migratie van de Sargossozee naar de Europese binnenwateren aangewezen op zijn oriëntatie op de maan, het aardmagnetisch veld, chemische signaalstoffen, stroming en getij. Mits invloeden van buitenaf zijn tocht niet verstoren.

De visserij, de waterkwaliteit en ingrepen in de waterhuishouding ontwrichten de migratie van de vis omdat hun oriëntatievermogen onder die invloeden verstoord raken. Ingrepen in de waterhuishouding hebben als negatief effect dat belangrijke migratieroutes afgesloten worden en dat habitats verloren gaan onder invloed van dit menselijk optreden. De elektrische kabels van de windturbines in de Noordzee hebben tevens een negatieve uitwerking op het oriëntatievermogen van vissen. Deze kabels produceren elektromagnetische velden die hun oriëntatie in de war brengt. Verhoogde geluidsniveaus in de omgeving en een aangetaste fysische waterkwaliteit verstoren het oriëntatievermogen van alle vissen. Samengevat kan men zeggen dat de mens het vernuftige oriëntatievermogen van de vis ruw verstoort en dat dit het voortbestaan van vissen in gevaar brengt.

Het geheugen van een vis

Het vermogen tot onthouden is voor een vis net zo nuttig als voor een vink of vos . Toch hebben mensen een lage dunk van de cognitie van vissen en blijven ze herhalen dat vissen een geheugen hebben van slechts drie seconden. Terwijl dat natuurlijk een fabeltje is. Al in de jaren ’90 is wetenschappelijk aangetoond dat goudvissen zich zaken kunnen herinneren die ze maanden geleden hebben geleerd. Daarnaast hebben vissen kennis van tijd en ruimte; ze kunnen bijvoorbeeld onthouden dat er eten beschikbaar is op bepaalde tijdstippen of plekken. Voor vissen is het trouwens geen probleem om de weg te vinden door een doolhof.

Een bekende studie naar het vissengeheugen is die van Culum Brown, een bioloog met een bijzondere belangstelling voor vissencognitie. Deze Brown onderzocht bij volwassen roodgevlekte regenboogvissen hoe snel ze iets leerden met gebruik van hun langetermijngeheugen. De resultaten waren verbluffend. De regenboogvissen wisten zich zaken te herinneren die zij elf maanden geleden slechts eenmaal gezien hadden. En dan te bedenken dat elf maanden een derde van het leven van een regenboogvis beslaat.
Siamese kempvissen (Betta splendens) hebben een feilloos geheugen voor zaken die zich tussen soortgenoten afspelen. 

Ze voorspellen welke vissen toekomstige gevechten zullen winnen of verliezen. Dit doen zij op basis van herinneringen aan gevechten tussen soortgenoten. Ze observeren gevechtsvaardigheden en trekken op basis hiervan conclusies. Op dezelfde manier beoordelen ze welke soortgenoten betrouwbaar zijn en welke niet.

We weten van een paar vissoorten zeker dat ze rekenvaardigheden bezitten, van zoogdieren wisten we dat al langer. Zoogdieren hebben twee afzonderlijke systemen om te tellen. Een precies systeem voor kleine hoeveelheden en een minder precies systeem voor grote aantallen

Er is nu aangetoond dat de tandkarper (Xenotoca eiseni), muskietenvis (Gambusia affinis), guppy (Poecilia reticulata), en tenminste één soort maanvis ( Pterophyllum) rekentaken even goed uitvoeren als zoogdieren. De laatste soort, de maanvis, is in staat te tellen tot vier. Hij schakelt van het exacte systeem naar het geschatte systeem naarmate de voedselhoeveelheden groter zijn dan dit aantal. 

Wetenschappers vermoeden dat gewervelde dieren -inclusief mensen- aparte telsystemen bezitten.

Het gebruiken van voorwerpen als gereedschap is geen unicum in de dierenwereld. Dat sommige vissen voorwerpen gebruiken voor bepaalde doeleinden, is misschien iets verrassender. Vissen bezitten immers geen ledematen en het hanteren van gereedschap onder water is complexer dan in de lucht. Waarschijnlijk om die reden gebruiken vissen meer cognitieve vaardigheden dan landdieren bij het gebruik van voorwerpen.

In 1958 werd voor het eerst gedocumenteerd dat een vis gereedschap gebruikte. De onderzoeker zag dat de zogenaamde kwiekwies (Hoplosternum thoracatum) de eieren vastmaakte aan een blad en dit blad vervolgens met grote zorgvuldigheid in de mond naar een veilige plek bracht op het moment dat er gevaar dreigde

Later zag men dat Cichliden (Cichlidae) verschillende bladeren inspecteerden en afkeurden, voordat ze een geschikt blad kozen om hun eieren op te leggen. Bij dreigend gevaar tilden ze het blad op en vervoerden het naar een veilige plek

Het gebruik van gereedschap om een prooi te vangen komt ook voor. Bij twee lipvissoorten (Cheilinus trilobatus en Coris angulate) is aangetoond dat ze stenen gebruiken om zee-egels open te slaan. Ze keren daarvoor ook herhaaldelijk terug naar dezelfde steen om die nog eens te gebruiken

Dankzij observatie van blauwe trekkervissen (Balistes fuscus) weten we dat deze vissen water naar zee-egels toeblazen die zichzelf vasthouden aan rotsen. Door de waterstroom komen de egels los, waarna de lipvissen deze in de minder stekelige onderkant bijten. 

In 1995 is voor het eerst het kapotslaan van mantels op rotsen door de lipvis (Halichoeres garnoti) beschreven als ‘het gebruik van gereedschap’. Dit is later ook geobserveerd bij de lipvissen (Choerodon schoenleinii, Thalassoma hardwicke en Choerodon Anchorago).

Help ons de dieren helpen

Afgelopen jaar was een jaar van succes: meer dan 100 nieuwsartikelen verschenen er over onze acties, we kregen voor elkaar dat leeuw Mannie naar Zuid-Afrika mocht verhuizen, tal van bedrijven verbraken de samenwerking met het Dolfinarium en verschillende eetgelegenheden pasten hun menu aan met plantaardige melk zonder toeslag.
We kwamen op voor de vissen, de dieren in de ei-industrie, wilde dieren en zo verder.

Met jouw steun maken we 2025 nog succesvoller!
dropchevron-down